1. Stikstofbeheerszone op zee
De IMO heeft in 2016 wettelijk geregeld dat de scheepsmotoren van zeeschepen die na 1 januari 2021 worden gebouwd aan strenge eisen aan NOx-uitstoot moeten voldoen om in de ingestelde stikstofbeheerszone (Nitrogen Emission Control Area - NECA) in de Noordzee (en Oostzee) te mogen varen. Deze nieuwe motoren met de Tier-III norm mogen vanaf dan ongeveer 70% minder NOx uitstoten dan de huidige generatie scheepsmotoren (Tier II-norm) uit 2011 en ruim 80% minder NOx dan de scheepsmotoren uit 2000 (Tier I-norm). De meerderheid van de Nederlandse vloot die regelmatig in Noord-West Europa vaart en ook Nederlandse havens aandoet, heeft inmiddels Tier II-motoren. Het aantal Nederlandse schepen dat met de nieuwste Tier III-motoren (voornamelijk LNG) vaart groeit gestaag.
2. LNG
Steeds meer reders laten schepen bouwen die gebruik maken van Liquefied Natural Gas (LNG) als schonere alternatieve brandstof. Op dit moment is LNG namelijk het enig serieuze alternatief voor de zeevaart om de uitstoot van zwaveloxiden en fijnstof met 99% terug te brengen ten opzichte van de conventionele scheepsbrandstoffen en de uitstoot van stikstofoxiden met ruim 80%. LNG is weliswaar een fossiele brandstof (hoog calorisch aardgas) maar moet als een transitiebrandstof worden gezien om uiteindelijk de stap te zetten richting emissieloze zeevaart. De techniek aan boord van schepen die op LNG varen is wezenlijk anders dan schepen die varen op conventionele scheepsbrandstoffen als mariene gasolie of laagzwavelige stookolie. Met de moderne techniek voor LNG-aandrijving zou er op de middellange termijn andere nog schonere en niet fossiele brandstoffen ook gebruikt kunnen worden met als resultaat een uitstootarmere zeevaart. Het is daarom van essentieel belang dat LNG niet verdwijnt uit het pakket van mogelijke maatregelen om o.a. NOx aanzienlijk te reduceren. Het is bijkomstig van groot belang dat meer en meer EU-lidstaten in hun zeehavens LNG aan zeeschepen gaan aanbieden, zoals voorgeschreven in de EU-richtlijn 2014/94/EU.
3. Het uitrollen van walstroom voor de zeevaart
Steeds meer zeeschepen die in een zeehaven afmeren worden aangesloten op het elektriciteitsnet aan de wal (‘walstroom’) en hoeven hun hulpmotoren niet meer te laten draaien in de haven. Deze schepen geven geen luchtvervuiling meer in de haven en kunnen emissieloos stilliggen in de haven zodra zij gebruik kunnen maken van walstroom. Het is daarom van groot belang dat – net als bij de uitrol van LNG - steeds meer EU-lidstaten in hun zeehavens aan landzijde helpen om walstroom te gaan aanbieden, zoals ook voorgeschreven in de EU-richtlijn 2014/94/EU (Clean Power for Transport).
Vooral inzetten op nieuwe schepen en slimme aanpassingen van schepen
Het is bij bovenstaande maatregelen belangrijk te beseffen dat schepen een economische levensduur hebben van gemiddeld 25 jaar. Ter vergelijking: bij een vrachtwagen is dit gemiddeld 7 jaar. De omloopsnelheid van schepen en scheepsmotoren is zowel economisch als technisch aanzienlijk lager. De KVNR zet daarom vooral in op een flinke inhaalslag als het gaat om emissiereductie met nieuw te bouwen schepen en slimme kleinere tussentijdse aanpassingen van bestaande zeeschepen die nog jaren kunnen varen.