Ook is het van belang dat IMO de komende periode consistente besluiten neemt over mogelijke technische, operationele en/of economische maatregelen. Hierbij dient echter wel goed rekening te worden gehouden met het voorkomen van marktverstoring. Niet alleen tussen de verschillende gevlagde schepen en verschillende scheepstypen, maar ook verschuiving van lading naar andere (CO2-intensievere) transportmodaliteiten moet worden voorkomen.
Voor de korte termijn zet de KVNR in op een doelgerichte aanpak, waarbij reders voor de CO2-reductiedoelstelling van 40% in 2030 t.o.v. 2008 zelf kunnen bepalen welke maatregelen (zowel technisch als operationeel) ze aan boord nemen om te voldoen aan die doelstelling. Het is daarbij van essentieel belang dat de doelgerichte aanpak van reders wel verifieerbaar en handhaafbaar is.
Voor de middellange en lange termijn zijn nieuwe technieken en oplossingen nodig om schepen CO2-arm of CO2-vrij te laten varen. R&D en pilots zijn daarom zo snel mogelijk nodig om te kijken welke alternatieve brandstoffen en/of energiedragers geschikt zijn voor de verschillende scheepstypen en de verschillende markten (bijvoorbeeld kustvaart versus intercontinentale vaart). Een internationaal maritiem verduurzamingsfonds kan daaraan bijdragen door middel van een CO2-heffing op de scheepsbrandstof.
Logischerwijs dienen mogelijke mondiale maatregelen goed uitvoerbaar te zijn, waarbij veiligheid niet in het geding is en waarbij ook een juiste balans bestaat tussen reductie van CO2-uitstoot en de daarmee gemoeide kosten.