Een goed voorbeeld van een oplossing die door de zeevaartsector zelf heeft voorgesteld, is het verbod na 1 maart 2020* op het aan boord hebben van brandstoffen met een zwavelpercentage hoger dan 0,50%. Een uitzondering hierop geldt voor schepen uitgerust met gaswasinstallaties of in het geval er (aantoonbaar) geen laagzwavelige brandstof beschikbaar was.
Indien er in een bepaalde haven helemaal geen laagzwavelige brandstof beschikbaar zou zijn, moet er een mondiaal uniforme procedure in werking treden hoe reders in zo’n situatie moeten handelen zonder dat ze daarvoor bestraft worden.
Tot slot zijn er zorgen bij veel reders over de stabiliteit van de nieuwe scheepsbrandstoffen. De kwaliteit van deze 0,50%-brandstoffen verschilt naar verwachting enorm in de verschillende delen van de wereld. Veel scheepsbrandstoffen zijn ook niet compatibel met elkaar en kunnen tot mogelijke problemen met de tanks en motoren leiden. De van een reis overgebleven scheepsbrandstof kan niet zo makkelijk worden gemengd met een nieuwe lading brandstof als voorheen. De bemanning aan boord en de bunkerafdelingen van reders en charteraars moeten daarom goed opletten welke scheepsbrandstof ze moeten bestellen.
*De mondiale zwavelnorm van 0,50% is per 1 januari 2020 ingegaan, echter het verbod om hoogzwavelige brandstof aan boord te hebben is per 1 maart 2020 ingegaan. Dit vanwege de juridische procedure binnen IMO.